Geplaatst op zondag 14 december 2003 @ 16:22 , 1359 keer bekeken
Koning Albert wordt op 6 juni volgend jaar zeventig. Hij krijgt er volgende woensdag al een verjaardagscadeau voor, een bundel met verhalen die zijn geïnspireerd door de Kuifje-strips. Kuifje, natuurlijk, want ook hij is straks jarig: begin januari wordt hij vijfenzeventig. Ondertussen overleeft Kuifje zichzelf moeiteloos als Belgisch cultureel icoon.

Kuifje verdient volstrekt geen plaats in het centrale thema van de Stripgidsdagen, dit weekend in Turnhout. Het thema is erotiek en daar deed Kuifje niet aan, nooit. De eeuwige adolescent bleef diep in zijn hart altijd de boy-scout die niets dan zuivere gevoelens koestert en zich zelfs nooit laat betrappen op ironie, laat staan cynisme. Hij is aseksueel, keurig, welopgevoed, spreekt met twee woorden en staat immer klaar om het kwaad te bekampen en het goede te bevorderen. Hij gelooft rotsvast in de goedheid van de mens en toont zich nooit te beroerd om die een helpende handje toe te steken. Dat is zijn missie in het leven. Deze allemansvriend geeft geen aanstoot en niemand kan zich dus aan hem een buil vallen.
Daar kwam het succes bovenop. Zo'n 200 miljoen verkochte exemplaren, vertaald in vijf dozijn talen, dat moet je verdienen, elke dag opnieuw. Het maakt Kuifje vandaag tot een mythe, een icoon, een culturele referentie, een onderdeel van het collectieve erfgoed. Iedereen kent hem, zelfs wie nooit een Kuifjesalbum heeft gelezen. Wie het staatshoofd wil plezieren, neemt met iets Kuifje-achtigs dus geen enkel risico. Koning Albert kan volgende woensdag bijgevolg met een gerust gemoed het boek Met de kroontjespen in ontvangst nemen als cadeau voor zijn zeventigste verjaardag, al komt dat wel heel vroeg, want de vorst is pas over een half jaar, op 6 juni, jarig. Het boek bundelt verhalen van elf schrijvers, het kruim van de Belgische letteren, waarin personages uit de Kuifje-strip als protagonist aantreden. Tussen twee haakjes, de bijdrage van Luuk Gruwez haalde uiteindelijk het boek niet, naar verluidt wegens niet fatsoenlijk genoeg, maar dat is een ander verhaal. Het bevestigt trouwens net hoe keurig Kuifje en datgene waarvoor hij staat, wel zijn.

Natuurlijk gaan mythes weleens op de zenuwen werken. Ook Kuifje verwerd bij momenten tot een hol cliché. Samen met Hercule Poirot behoort hij in het buitenland tot de Belgische archetypes, in een pakket dat ook de pralines en de luxebieren omvat. Daar gaat op den duur een zweem van fantasieloze tuttigheid omheen hangen. Tenslotte maakte Agatha Christie van haar Poirot een Belg omdat ze hem als een karikatuur van de Fransman zag. Op die manier dus. Maar elk cliché heeft een harde kern van waarheid. Daarom laat het officiële België Kuifje nog altijd graag opdraven als uithangbord en herkenningsteken, ja als logo van de natie.
In China roemde de minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel, hem als ,,de beste ambassadeur van België''. De Post selecteerde zijn beeltenis voor zijn laatste postzegel met een waarde in Belgische frank. Mister John gaf Kuifje een plaats in zijn hitje Potverdekke, it's great to be a Belgian . Toen begin dit jaar in Angoulême, de Franse hoofdstad van het beeldverhaal, een straat naar Kuifjes geestelijke vader Hergé (Georges Rémi, 1904-1983) werd genoemd, met een standbeeld bovenop, wilde prins Filip maar wat graag de plechtigheden met zijn aanwezigheid opluisteren. Toen Justine Henin-Hardenne in juni na haar triomf op Roland Garros op het Brusselse stadhuis werd ontvangen, kreeg ze van Elio Di Rupo een maquette van de befaamde rood-witte raket uit Mannen op de maan . De PS-voorzitter liet zich daarbij opmerken door enkele heel belgicistische uitspraken met een nostalgische ondertoon.

Want dat is Kuifje: iets ongecompliceerds van vroeger. Er zitten tenslotte geen dubbele bodems aan het kereltje. Daarin verschilt hij van pakweg een René Magritte, de surrealist wiens werk ook wel vaker als een Belgisch archetype wordt opgevoerd, al wordt het daarbij te vaak slechts als een verzameling inventieve grappen voorgesteld. Anders dan bij Magritte schuilt in Kuifje geen reflectie of relativering. Er staat alleen wat er staat, een pijp is een pijp. Zijn wereld is eendimensionaal en ondubbelzinnig en zo had Hergé het ook bedoeld.
Laten we dus eerlijk zijn. In de nog verse, postmoderne, wijsneuzige eenentwintigste eeuw kunnen we dat Kuifje eigenlijk alleen maar een onnozel manneke vinden. Tenslotte wordt al wie met een onbevangen, welwillende, eventueel kinderlijke verwondering tegen een nieuwe wereld aankijkt, vandaag algauw een Kuifje genoemd, indien al niet kortweg een naïeveling of een nerd . Heel vleiend klinkt dat niet. Maar het geesteskind van Hergé stamt dan ook uit een andere tijd, die van voor de Tweede Wereldoorlog, toen de wereld er iets eenvoudiger uitzag en België nog een solide, unitaire staat was, beheerst door een voornamelijk Brussels en uiteraard Franstalig establishment dat het al een eeuw voor het zeggen had in het land en van geen verandering wilde weten.

Kuifje is tenslotte ouder dan koning Albert. Straks wordt hij 75. Op 10 januari 1929 dook hij voor het eerst op, in de jeugdbijlage Le petit vingtième van de conservatief-katholieke Brusselse krant Le XXième siècle. Toen nam hij in het Noordstation de trein naar Rusland, niet om als een afstandelijke reporter het communistische experiment te observeren, maar om er de baarlijke bolsjewieken belachelijk te gaan maken. Dat moest toen zo bij de krant. De directeur, Norbert Wallez, priester en bewonderaar van de Italiaanse fascist Mussolini, verwachtte van de jonge Hergé stichtende stripverhalen die de jeugdige lezertjes ondubbelzinnig duidelijk maakten wat goed en slecht was in de toen heel gepolariseerde wereld. Zelfs de 'klare lijn', de uiterst herkenbare, heldere tekenstijl waarmee Hergé wereldwijd school maakte, paste daarin: een duidelijke, heldere, ondubbelzinnige, 'klare' boodschap brengen, meer bepaald van onversneden reactionair-katholieke signatuur.
Kort tevoren had Hergé al een oer-Kuifje getekend. Eind 1928 dook het naamloze figuurtje op in een eenmalige strip in Le sifflet , de satirische bijlage van Le XXième siècle . Het ging om een verdacht veel op Kuifje lijkend jongetje met een hondje dat verdacht veel op de latere Bobbie leek. Het kereltje had in de kerstnacht een bordje klaargezet in de hoop daar 's anderendaags snoep op te vinden, maar de volgende ochtend bleek het hondje er een drol op gedeponeerd te hebben. Niet meteen smaakvol. Curieus was vooral de kreet van afschuw die de ontdekking aan het jongetje ontlokte: ,,Borms!'' Dat kon tellen als statement in de belangrijkste politieke controverse van die dagen, de opzienbarende verkiezing van de Vlaams-nationalist August Borms tot volksvertegenwoordiger. Borms zat toen al tien jaar gevangen wegens collaboratie met de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog. Borms is kaka , zo had Hergé vrijwel letterlijk getekend. Ze hielden duidelijk niet van Vlaams-nationalisten bij Le XXième siècle. Daar waren ze te harde Belgische patriotten en royalisten voor.
Uit dat onversneden reactionair-katholieke milieu groeide de extreem-rechtse partij Rex van Léon Degrelle. Hergé maakte daar vrienden die hem tijdens de Tweede Wereldoorlog regelrecht naar de collaboratie voerden, als de zich kennelijk van geen kwaad bewuste stertekenaar in de door de bezetter 'gestolen' krant Le Soir . De strip verscheen toen ook in het ook al door de Duitsers gecontroleerde Het Laatste Nieuws , waar Tintin, zoals hij tot dan toe in het Nederlands heette, zijn naam Kuifje kreeg. Bij de bevrijding in 1944 kostte zijn collaboratie Hergééén nachtje cel -- een kleinigheid in die dagen -- en verder werd hij ongemoeid gelaten. Zijn populariteit was te groot en hij kreeg de bescherming van de ex-verzetsman Raymond Leblanc, die zijn talent nodig had om van het nieuwe stripweekblad Tintin een commercieel succes te maken.

Na de oorlog onderging Kuifje een metamorfose. Niet langer streefde hij ernaar om de wereld te veranderen, maar hij sloot zich steeds meer op in zijn eigen vriendenkringetje. De vooroorlogse, geëngageerde reporter Kuifje betrok nog een flatje in de Labradorstraat hartje Brussel -- meer had hij niet nodig, hij was toch altijd onderweg. Met zijn verhuizing naar kapitein Haddocks kasteel van Molensloot trok hij zich uit de wereld terug. Hij had voortaan genoeg aan zijn eigen universumpje, ruilde zijn vertrouwde plusfour uiteindelijk zelfs beaat in voor een jeansbroek en verliet Molensloot alleen nog als het echt moest. Dus niet langer om de wereld van gangsters of communisten te redden, maar alleen nog om vrienden in nood uit de penarie te gaan helpen. In Kuifje en de Picaro's maakt het hem zelfs niets uit dat het Latijns-Amerikaanse bananenrepubliekje San Theodoros van de dictatoriale regen in de corrupte drop belandt. Dan toch een cynicus, die Kuif.
Kuifjes mentale pensionering illustreert Hergés gemoed. Het fiasco van de collaboratie (en in het verlengde daarvan, de mislukte strijd om de in opspraak gekomen koning Leopold III tijdens de naoorlogse koningskwestie) hadden hem fundamenteel ontgoocheld. Hij voelde niets dan onbehagen in een wereld waarin volgens hem voor idealisme geen plaats meer kon zijn. Hij overwoog zelfs even om naar Argentinië te emigreren.
Het lijkt dan toch niet evident om Kuifje als een oncontroversieel icoon zo officieel uit te dragen. Hoewel. Ook doordat Hergé zijn vroegste albums zorgvuldig hertekende en er bij die gelegenheid alle conflictstof uit wegvlakte, kon Kuifje zich onttrekken aan de wereld en aan de tijd -- en dus ook aan zijn eigen verleden. Al moesten daarvoor wel een verkeerd begrepen ideologie en een bedenkelijke oorlogstijd onder de mat worden geschoffeld. Maar ook dat zegt wel iets over de oude, uiterst Brusselse, belgicaine elite van het land, die dat bijzonder conservatieve verleden mee gestalte heeft gegeven en die Kuifje, wellicht als enige exponent van de populaire cultuur, als een icoon heeft geadopteerd. Ook zij cultiveert nu nog haar vergane glorie en heeft vast veel te mopperen over de tijd van tegenwoordig. Via Kuifje kan het restant van die elite nu aan goede en eerbare werken doen: vorsten en sporthelden eren, het land een logo verlenen, hem laten optreden in interactieve spelletjes voor dyslectische kinderen, enzovoort.
En het werkt ook omgekeerd. Net door die mythische lading en zijn populaire culturele referentiewaarde is Kuifje, bijvoorbeeld in het boek Met de kroontjespen , ook bij uitstek geschikt als voorwerp van ironie en desnoods (milde) spot. Aan het personage kan een kritische reflectie worden opgehangen over alles waarvan het een uithangbord is. Dat is nu eenmaal het lot van een cultureel symbool: het kan altijd alle kanten uit.

Kuifje kon de tijd ontvluchten en in de mythe stappen omdat hij aan het beeldverhaal is ontstegen. In zekere zin zelfs letterlijk, want stripfiguren blijven maar 'echt' in leven zolang nieuwe albums met hun avonturen verschijnen. Dat is met Kuifje niet het geval. Sinds Kuifje en de Picaro's , uit 1976, kwamen er geen nieuwe albums meer bij en Hergé wilde niet dat anderen na zijn dood de reeks zouden voortzetten. Doordat het oeuvre al meer dan een kwarteeuw is afgerond, werd het een relict uit het verleden. En het oeuvre is niet groot: 22 verhalen plus de pas na vele decennia als een archiefuitgave in album heruitgegeven eersteling Kuifje in het land van de Sovjets. Commercieel is daar op lange termijn niet veel extra omzet uit te puren.
Dat verklaart waarom de NV Moulinsart, die de commerciële erfenis van Hergé beheert, de centen ook elders wil zoeken. Als een moederkloek waakt ze over het copyright, om het imago van de stripheld en zijn schepper te vrijwaren en vooral om de exploitatie van de merchandising te controleren. Ze heeft daarmee zoveel werk dat ze wel drie dozijn mensen in vaste dienst heeft. Wat ze op het oog heeft met de T-shirts, de poppetjes, de raketten en de vele andere Kuifje-parafernalia die ze verkoopt, zegt ze, is het bewaken van de kwaliteit. Dat betekent vooral dat die spullen duur zijn, want kwaliteit heeft zijn prijs. Het moet nu eenmaal netjes, chic zelfs. Vulgariteit is nergens voor nodig. En over de familiegeheimen spreekt men niet.
Het is met Kuifje zoals in de operette Het land van de glimlach , waarvan Hugo Claus in zijn roman Het verdriet van België het archetype van de kleinburgerlijke tragiek maakte: toujours sourire, le coeur douloureux . Monter Kuifje, monter België.
Met de kroontjespen, 11 verhalen over Kuifje en de koning der Belgen,
met bijdragen van Alain Berenboom, Jean-Claude Bologne, Francis Dannemark, Jacques de Decker, Erik de Kuyper, Xavier Hanotte, Jacqueline Harpman, Koen Peeters, Régine Vandamme, Kamiel Vanhole en Geert van Istendael,
Uitgeverij: Moulinsart-Lannoo,
175 blz., 24 euro.
Het boek ligt op 18 december 2003 in de winkel. Bron: Marc Reynebeau, De Standaard, 13/12/2003