De avonturen van Hergé

Geplaatst op woensdag 17 januari 2007 @ 01:21 , 2190 keer bekeken

Honderd jaar geleden werd stripkunstenaar Hergé geboren. Door de ogen van zijn onsterfelijke 'reporter' Kuifje tekende hij het wel en wee van zijn tijd op. Zijn vaderstad Brussel gaf het jubeljaar een valse start, Parijs een echte.

Het ventje is zo kwik gebleven dat het lijkt alsof ook zijn geestelijke vader nog tot de levenden behoort. Tintin, kind vanHergé, een koppel voor de eeuwigheid. De striptekenaar schudde zijn sterfelijke naam van zich af, maar een slepende bloedziekte werd hem niettemin fataal. Toen puntje bij paaltje kwam, overleed de Franstalige Brusselaar Georges Remi (1907-1983) als ieder ander.

Van zijn 7e tot zijn 76e levensjaar, keurig binnen de leeftijdslimiet van de doelgroep van het weekblad Kuifje, had hij zijn jongenswereld met potlood en pen gestalte gegeven. Met vallen en opstaan, periodes van koortsachtige arbeid afwisselend met depressies en lange creatieve droogtes. Maar altijd trouw aan zijn basisrecept: eenvoud, klaarheid, leesbaarheid.

De 24 canonieke Kuifjealbums, vertaald in de meeste officiële en in een pak regionale talen van de wereld, doorstaan met glans de concurrentie van meer modieuze producten. Hergé leeft! Op 22 mei wordt hij 100 jaar. De 'hoge' kunstwereld voert het jubeljaar aan, met een tentoonstelling in het Parijse Centre Pompidou waarin de puurheid van zijn tekentalent in de verf wordt gezet (tot 19.2). En van het prestigieuze Hergémuseum in Louvain-la-Neuve wordt op z'n minst de eerstesteenlegging verwacht.

In de scenografie van de Parijse expo domineren twee kleuren. Rood, Hergés lievelingskleur, en wit, dragende kleur in de moderne musea. Een gelukkig huwelijk, met in gedachten de passie van de striptekenaar voor de kunst van zijn tijd - Joan Miro, Alexander Calder, Lucio Fontana, Serge Poliakoff, Andy Warhol. Hun werk siert de muren van het Centre Pompidou.

Een merkwaardig huwelijk niettemin, zoals Hergé zelf in 1971 liet optekenen in het interviewboek met Numa Sadoul: 'Paradoxaal genoeg liet ik me in vervoering brengen door de abstracte kunst. Misschien was dat een soort van compensatie want mijn eigen werk is, sinds veertig jaar, zo figuratief geweest als de pest.' De man stelde zich nu eenmaal te bescheiden op om zelf op te merken dat de klaarheid van zijn lijnvoering, compositie en perspectief bij momenten doen denken aan de stijl van de grote Japanse prentkunstenaars uit de 18e en 19e eeuw, zonder wie het ontstaan van de moderne kunst in Europa in de laatste decennia voor 1900 ondenkbaar ware.

Die kwaliteiten vallen, hoewel aanwezig, minder op in een gedrukt stripalbum dan in de originele tekeningen die eraan ten grondslag liggen. Met het tonen van honderden tekeningen en beeldplaten - gegroepeerd rond een schrijntje met 124 originele beeldplaten van De blauwe Lotus (1934) - voldoet het Centre Pompidou zonder meer aan deze nood.

In dezelfde geest is de begeleidende publicatie opgevat. Geen wetenschappelijke catalogus, maar een chronologische bundeling van negenhonderd sprekende beelden, doorspekt met uitspraken van Hergé. De tentoonstelling Hergé wordt gratis aangeboden, als een cadeautje aan het publiek vanwege het Parijse cultuurhuis ter gelegenheid van zijn dertigste verjaardag. Het doet dat in de geest van zijn oprichters: kwaliteit, grensoverschrijdend, drempelverlagend.

Brussel, vaderstad van de kunstenaar, laat het integendeel feestelijk afweten. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten schrapten het (te ?) ambitieuze tentoonstellingsproject over Hergé en de kunstwereld van hun programma. Ze raakten niet tijdig klaar. Jammer, aangezien Fanny Rodwell, de weduwe Hergé, er voor de eerste keer wou uitpakken met de kunstverzameling van haar vroegere echtgenoot. Alsnog moest ze zich beperken tot het inwijden van een fresco in het station van Brussel-Zuid. Een Thalys -trein spoort naar Parijs in Kuifjesversiering.

CHINEZEN

De schepper van Kuifje kreeg zijn alom bewonderde klare lijn niet cadeau. De eerste tekeningen en illustraties in scoutsblaadjes doen flutterig aan. De spontane trekken van de figuren en hun primitieve entourage in het eerste verhaal, Tintin au pays des Sovjets (1929) , verraden nog niets van de meesterlijk beheerste lijnvoering en de tot in de kleinste details verzorgde decors, zoals die in De blauwe Lotus (1934) voor het eerst vol tot uiting komen.

Daar was zijn legendarische ontmoeting met de katholieke Chinese student in België, Tchang Tchong Jen, allicht niet vreemd aan. Niet alleen bracht Tchang, zelf een kunstenaar, zijn vriend af van enkele diep ingebakken vooroordelen over Chinezen, hij wist hem ook enthousiast te maken voor de schoonheid van oosterse kalligrafie en prentkunst.

Pas naar het einde van zijn carrière toe, op een soms pijnlijke manier in het laatst voltooide album, Kuifje en de Picaro's (1975), lijkt het leven uit de klare lijn weggetrokken - de trekken harder, de decors overladen - bij een verhaal dat zelf dunnetjes alle mogelijke elementen uit vorige scenario's samenharkt. Uit de potloodschetsen en dialogen waaraan hij in de jaren voor zijn dood in 1983 werkte, blijkt nochtans dat hij nog een grote knaller in petto had. Ware het Hergé vergund geweest, Kuifje en de Alfa-kunst te voltooien, het album had in surrealistische sfeerschepping en frisse kolder misschien De Juwelen van Bianca Castafiore (1961) kunnen evenaren.

Na lang aarzelen besloot de weduwe en universele erfgename van Hergé het Alfa-verhaal over kunstvervalsing niet door Bob De Moor - Hergés trouwe rechterhand - te laten voltooien. Fanny Rodwell, geboren Vlamynck, hield het bij een publicatie van de onvoltooide tekeningen en dialogen, verschenen in 1986: Kuifje en de Alfa-kunst is het vierentwintigste en laatste canonieke album.

Het effect van de klare lijn kon gebroken of juist versterkt worden onder invloed van de kleurenkeuze en het kleurgebruik. Hergé, die in 1939 met De Scepter van Ottokar zijn laatste zwart-witalbum afleverde, introduceerde kleur eerder schoorvoetend, op verzoek van zijn uitgever. Hij begon ermee in volle Tweede Wereldoorlog, voor het album De geheimzinnige Ster (1942). Van meet af aan opteerde hij voor een middenweg tussen zachte pasteltinten ('te snoeperig') en felle kleuren ('te vulgair'). Tussentinten waren hem het liefst, vlak opgebracht, zonder schaduwwerking.

Met de jaren liet hij het inkleuren en de decors over aan bevoegd personeel van de Hergé-Studio's, en zag toe op de strikte naleving van zijn voorschriften. Hij werd op zijn wenken bediend, en de tijdelijke inbreng van Edgar P. Jacobs betekende zelfs een meerwaarde. Zo gaf de schepper van Blake & Mortimer , zelf een adept van de klare lijn, aan het Kuifjealbum De 7 kristallen Bollen (1943) een apart coloriet (een bijzonder groen) en erg verzorgde decors.

Hergé bleef tot het eind van zijn dagen zelf de personages tekenen - al was Bob De Moor perfect in staat om ze tot leven te brengen. Om ze zo levendig mogelijk te maken, liet Hergé iedereen in zijn naaste omgeving constant poses aannemen, of hij stond zelf model voor zijn assistenten - wanneer hij het te moeilijk vond om precies de houding uit te leggen die hem voor ogen stond.

Ook voorwerpen wilde hij natuurgetrouw weergegeven zien. Zijn tekenaars herinneren zich dat alles van het meubilair in de studio's, tot de asbakken toe, afgetekend werd. Voor de scenario's liet hij zich graag verhaallijnen en gags influisteren door vrienden of leden van de Studio's, om aan het eind toch alles netjes naar zijn hand te zetten.

Toen midden de jaren 1960 het gerucht de ronde deed dat Kuifje nog maar weinig te maken had met zijn geestelijke vader, zette deze de puntjes op de i: 'Ik kan alles in één zin samenvatten: ik teken alle personages met potlood en zet ze dan allemaal in de inkt. Dit, sinds altijd en nog altijd. Het is fout om te beweren dat het nu hoofdzakelijk Bob De Moor is die ze in het net overbrengt. Het is fout om te zeggen dat de ploeg van de Hergé-Studio's de echte producent van de nieuwe Kuifjes geworden is. Het is fout om te zeggen dat ik mij beperk tot het scenario, de beeldsnit en het silhouetteren van de belangrijkste actieknopen (...)'

Hergé behoorde eind de jaren 1920 tot de pioniers van het stripverhaal in Europa. Ze bevrijdden het beeld uit zijn ondergeschikte rol als louter illustratie - dit in navolging van de Amerikaanse strips. Ze reduceerden de tekst hoofdzakelijk tot ballonnetjes in de beeldkaders, maakten van de beelden de motor van het verhaal, en gaven dit een ritme, opgelegd door de feuilletonvorm waarmee het in krant of weekblad: verscheen: aan het eind van iedere strook of pagina een stuk suspense of een gag. Bij het overbrengen in albumvorm kon er indien nodig een iets rustiger opbouw worden bereikt.

Het is leuk om te zien hoe Hergé in zijn begindagen hopeloos meegesleurd werd door het helse opgelegde ritme van de strip: Kuifjes doortocht in de Sovjet-Unie is een onwaarschijnlijke dodenrit vol hachelijke situaties, gags en politieke propagandascènes. Een plot ontbreekt, figuren verdwijnen even snel als ze gekomen zijn. Alleen Kuifje en zijn hond Bobby zijn vaste personages, bedacht met de meest rudimentaire eigenschappen - wat alleen in het geval van de hond normaal is.

In de 'communistische hel' kan de jonge held alleen overleven door een combinatie van stom geluk, vindingrijkheid, krachtpatserij en brutaliteit. Ja, zo brutaal zou Kuifje nooit meer zijn, zelfs niet wanneer hij zich in Congo - het tweede album, 1931 - gedroeg als een onvervalst koloniaaltje en doodleuk de halve plaatselijke fauna neerschoot. In een mildere vorm, leefde Kuifjes baldadigheid voort in het Brusselse stel Quick & Flupke , een andere creatie van Hergé met een specifieke fangemeenschap.

NIEUWE ORDE

Kuifje in het land van de Sovjets is het enige vroege album dat nooit werd hertekend of in kleur gezet. Het is in zijn originele versie verkrijgbaar. Het toont als het ware de oer-Kuifje, de enige trouwens die eventjes de schijn wekt, zijn job van reporter ter harte te nemen: heel alleen in een donker kamertje in Rusland vult hij koortsachtig vel na vel, een artikel waaraan maar geen einde komt. Gelukkig is het ook nooit verschenen, want wat ooit de sterkte van Hergé zou worden, zijn naar stripnormen realistische kijk op de wereld, ontbreekt nog volkomen.

De spontane, redelijk primitieve tekenstijl gaat hand in hand met een naïeve instelling. De jonge tekenaar zette de meest primaire anticommunistische propaganda in beeldjes om. Hij beantwoordde daarmee volledig aan de vraag van zijn directeur, 'abbé' Norbert Wallez van de rechtse katholieke krant Le Vingtième Siècle , voor wie hij de jeugdbijlage Le Petit Vingtième verzorgde. Georges Remi, een nog onbeschreven blad, had dan ook alles te danken aan de rondborstige pater, bewonderaar van Benito Mussolini. Zijn eerste baantje op de abonnementendienst van de krant, de kansen om zijn amper gevormde tekentalent tegen betaling te ontwikkelen, en ten slotte de kennismaking met zijn eerste vrouw, Germaine Kieckens, secretaresse van Wallez.

Van huis uit levensbeschouwelijk en politiek veeleer kleurloos, ging Remi de sympathieën delen van het milieu waarin hij professioneel tot rijpheid kwam. Vrienden en collega's hingen, de ene al actiever dan de andere, de ideeën van de Rex-partij van Léon Degrelle aan, een francofoon-Belgische variant van de tijdens de jaren 1930 in Europa rondwarende Nieuwe Orde. Rex, een veelkoppig monster met rechts-nationalistische, corporatistische en royalistische trekjes.

Dat de jonge Remi geen politiek dier was, bespaarde hem het lot dat nogal wat mensen uit zijn naaste omgeving na de Tweede Wereldoorlog te wachten stond: veroordeling en gevangenschap wegens collaboratie met de bezetter - voornamelijk in geschrifte. Dat Hergé niettemin even in moeilijkheden kwam, had waarschijnlijk vooral te maken met de behoefte om zijn carrièreopgang niet door de oorlog te laten ondermijnen. En aangezien zijn krant publicatieverbod opgelegd kreeg, terwijl Le Soir in een nieuwe, Duitsgezinde bezetting mocht doorgaan, ging hij voor de grootste krant van het land tekenen. Apolitieke strips welteverstaan, hij keek wel uit.

Kuifje was niet ten oorlog getrokken en had zich evenmin laten betrapen op foute ideeën. Toen Hergé voor het in 1942 verschenen album De geheimzinnige Ster een slechte bankier de bekende joodse naam Blumenstein dreigde te geven, zette hij hem op de valreep om in zijn geliefde Marollenjargon. Helaas riep Bohlwinkel niet alleen associaties op met een Busselse 'bollewinkel' (snoepwinkel), maar ook weer met een eerbiedwaardige joodse naam.

Hoe dan ook, tijdens de naoorlogse heksenjacht op echte en vermeende collaborateurs, deelde Hergé in de hoon. Het odium van 'collaborateur' verdween nooit helemaal. Aanvankelijk deerde hem dat zo erg dat hij ernstig overwoog om naar Argentinië te verhuizen, uitgerekend het land waar vele échte collaborateurs hun toevlucht hadden gezocht. Depressies, met onplezierige lichamelijke bijverschijnselen als eczeem, werden voortaan zijn deel.

 

De oprichting, in 1946, van het weekblad Tintin onder leiding van de erkende verzetsman Raymond Blanc, was een lichtpunt. Een van zijn beste albums, Kuifje in Tibet (1958) werkte hij af terwijl hij wellicht in de diepste persoonlijke crisis van zijn leven verkeerde. De klad zat in zijn kinderloos gebleven huwelijk met Germaine, op vakantie in Zwitserland liet hij zich betrappen op een eerste slippertje met een piepjonge vrouw, een zekere Rosanne. In 1960 liet hij Germaine staan, en ging samenleven met de nieuwste aanwinst van de Hergé-Studio's, Fanny Vlamynck, met wie hij in 1977 trouwde.

LEVITATIE

Aangezien hij, als de mateloze perfectionist die hij was, zijn leven lang als een bezetene aan Kuifje knutselde, soms tegen wil en dank, kan de ware aard van Hergé minstens evenzeer worden gevonden in de wereld van zijn stripheld als in het uiterlijke bestaan van Georges Remi, de altijd gedistingeerde, stijlvol geklede man, tuk op mooie auto's, moderne muziek en kunst. Niet voor niets noemde Benoît Peeters zijn biografie Hergé, fils de Tintin.

In de echt voldragen albums laat de tekenaar altijd minstens een glimp van zijn persoonlijke geaardheid zien. Zijn bijnaam bij de scouts, Nieuwsgierige Vos, deed hij daarbij alle eer aan. Zo moedig, offervaardig en trouw in de vriendschap als Kuifje, zal hij wel niet geweest zijn, hoewel: zijn foute vrienden in de gevangenis, Robert Poulet, Raymond De Becker of Jacques Van Melkebeke bleef hij opzoeken en zo nodig ook financieel steunen. Maar de grenzeloze nieuwsgierigheid naar het reilen en zeilen in de internationale wereld van handel, culturen, geschiedenis, wetenschap en politiek loopt als een rode daad zowel door de albums als door het leven van Remi.

Enkele passages in het hooggebergte ( Kuifje in Tibet ), waarbij een monnik leviterend visionaire uitspraken doet, zijn zo sereen gebracht dat ze iets verraden van Hergés oprechte fascinatie voor oosterse filosofieën als zen en tao. Het soort van witte ridderschap, dat het weeskind Kuifje altijd in de clinch deed gaan tegen maffiosi, wapen- en drugshandelaars, valsemunters, spionnen, politieke complotteurs, corrupte bananenrepublieken en arrogante supermogendheden, spoort volledig met de droom van Hergé naar een veelkleurige wereld van kleine, vredelievende koninkrijken, naar het model van Syldavië in De Scepter van Ottokar (1938). Daarbij waren de goeden niet altijd even goed, de slechteriken niet altijd even slecht.

In Vlucht 747 (1966) bekvechten de 'goede' industriemagnaat Laszlo Carreidas en de oerschurk Rastapopoulos over de vraag wie van hen de meest doortrapte is. In Mannen op de Maan (1952) komt de verrader, ingenieur Frank Wolff zo menselijk over, dat men hem wel moet vergeven. Anderzijds stelt de vriendelijke professor Zonnebloem zich in hetzelfde album aan als een wetenschapsfundamentalist, bereid om te sterven voor zijn eigen revolutionaire uitvinding.

Louter karikaturen, levende aanfluitingen van het vak van politie-inspecteur, waren uiteraard het duo Jansen en Janssen. Maar in de whiskyholic en krachtwoordenspuiter kapitein Haddock, die pas in het tiende album ( De Krab met de gulden Scharen, 1940) zijn opwachting maakt, legde Hergé zijn eigen ziel open. Hij zei het zo:
'Wie is mijn lievelingspersonage?...Ik geloof wel dat het kapitein Haddock is. Hij heeft zoveel gebreken dat ik hem bijna als een intieme vriend ervaar, als een broer, als een tweede zelf...'

Bron: Jan Braet; Knack.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: