Blog
Geplaatst op zaterdag 04 mei 2013 @ 15:04 door Calamandja , 1947 keer bekeken
Niet enkel het weekblad Spirou/Robbedoes bestaat 75 jaar. Ook het uithangbord van dat blad heeft die gezegende leeftijd bereikt. In het Brusselse Stripmuseum loopt een expositie over de rosse piccolo, van zijn eerste voorzichtige stappen in de stripwereld, over zijn eerste kus, tot het vervangen van een rood in een veldgroen uniform. Geen enkel andere Belgische stripfiguur is zo getransformeerd als Robbedoes. Een overzicht.
Dat Robbedoes een piccolo wordt, is geen toeval. De geestelijke vader van de populaire knaap, Rob-Vel, is hoofddienaar op cruiseschepen. Op het schip Ile de France merkt hij op hoe de loopjongens een helrood uniform dragen, en prompt laat hij in 1938 zijn nieuwe personage voor het nieuwe stripweekblad Spirou (Frans voor eekhoorn of wildebras) zo'n uniform aantrekken. Op aansturen van zijn uitgever, zo toont de Brusselse expo, geeft hij hem een diertje als metgezel mee. "Want elke stripfiguur is vergezeld van een huisdier," redeneert men. Van een hond kan geen sprake zijn, verwijzend naar Kuifjes trouwe viervoeter Bobbie. Uiteindelijk wordt geopteerd voor een eekhoorn. Zijn naam: Spip. Hij en Robbedoes zullen onafscheidelijk worden.
Jijé neemt fakkel over
Rob-Vel wil misschien wel jaren de tekenaar blijven van titelheld Robbedoes, maar het lot beslist er anders over. Rob-Vel zit bij het leger en door de Duitse bezetting is grensverkeer moeilijk. Zijn vrouw, Davine, fungeert even als reddende engel, maar ze kan de wekelijks publicatie van één pagina niet bijbenen. Uitgever Dupuis koopt het eigendomsrecht van Rob-Vel en overhandigt het personage aan een jongeman die snel zal uitgroeien tot één van bekendste vooroorlogse Belgische stripauteurs naast Hergé: Jijé. Diens eerste pagina is te zien in het Brusselse Stripmuseum. Het is Jijé die Robbedoes een sidekick meegeeft, Kwabbernoot genaamd. Een reporter. Een moeilijk mens ook. Maar beiden zijn complementair aan elkaar. De verhalen worden langer en spannender. Robbedoes krijgt een "smoel".
Franquin
Allround-tekenaar Jijé komt echter snel tot de vaststelling dat het uitbouwen van de reeks niet verenigbaar is met zijn andere werkzaamheden en striphelden. Hij vraagt tekenaar Franquin, die na lang aandringen overstag gaat om Robbedoes over te nemen. Maar niet van harte. Op stripplaten in het museum is te zien hoe Franquin eerst nog de dynamische stijl van JIjé probeert na te bootsen.
Pas later leert hij zijn eigen zwierige stijl kenen. 22 jaar lang zou Franquin de reeks tekenen. Het is onder zijn invloed dat Robbedoes uitgroeit tot een volwaardige reeks, niet in het minst door de fantastische nevenfiguren die hij erbij bedenkt: de graaf van Rommelgem, de schurk Zwendel (gebaseerd op Jef Anthierens, de eerste hoofdredacteur van HUMO), Wiebeling, de assertieve blonde reporter Ijzerlijm en uiteraard zijn grootste troef, de uit de Palombische jungle afkomstige geelzwarte Marsupilami. Allen doen ze het succes van de reeks toenemen, terwijl Rommelgem met zijn uitvindingen als een soort van deus ex machina optreedt en alzo de snode plannen van schurken kan verijdelen én een spannende wending geven.
De uitgever wil meer verhalen. En hij wel ze sneller. Tuurlijk wil hij dat: Robbedoes is immers een goudhaantje geworden. Franquin zoekt en vindt assistenten in tekenaars Jidéhem (Sophie) en Roba (Bollie en Billie) en in scenarist Greg, die ‘De Gevangene van Boeddha’ (1958) schrijft, alsook de memorabele verhalen 'De Graaf is verstrooid' en 'Q.R.N. op Bretzelburg'. Het is ook hij die het Zwendeluniversum uitdiept met de zwendelgolf, de zwendelmannen en de zwendelmobiel. Maar wanneer Franquin de slome figuur Guust Flater creëert en opgaat in diens anti-heldendaden, keert hij Robbedoes de rug toe. De rosse piccolo is namelijk niet zijn eigen creatie, Guust is dat wel. De motivatie is groter voor Franquin.
Fournier
De Bretonse tekenaar Fournier (Bizu) krijgt tot zijn eigen verbazing de vreselijk ondankbare taak om Franquins Robbedoes over te nemen. Met wisselend succes. Tien jaar na zijn aanstelling als stiefvader vraagt Fournier of Dupuis hem alsjeblieft de reeks uit handen wil nemen (andere bronnen zeggen dat hij door Dupuis aan de deur is gezet). De populariteit van de piccolo is tanende. De hoofdpersonages verliezen aan karakter en worden eerder karikaturen. Fournier, zo blijkt, is te zachtmoedig. De verhalen kabbelen te rustig voort, ten nadele van de suspense ten tijde van Franquin. Dupuis voelt het kwaliteitsverlies tot in zijn portefeuille. De rosse piccolo van weleer is niet meer. Er moeten drastische ingrepen gebeuren. Of de euthanasiespuit wordt bovengehaald, of een ferme make-over dringt zich op.
Nick Broca
Alain De Kuyssche, de toenmalige hoofdredacteur van Robbedoes (hij signeert zijn werk met een pseudoniem), schrijft het eerstvolgende scenario. Nadien wordt een beroep gedaan op Raoul Cauvin (De Blauwbloezen, Sammy, Vrouwen in't wit, Cédric,…). Nic Broca wordt de nieuwe tekenaar, een man die uit de animatiewereld komt. Niet veel later zoekt hij, gedesillusioneerd na zoveel kritiek, die scène terug op. Ook Cauvin trekt zich terug. Tijd voor een experiment: Parijzenaar Yves Chaland krijgt de opdracht om een stijlverandering door te voeren. Interessant is zijn invulling zeker, maar tot een album komt het niet. Het staat te ver van de originele opzet, zo luidt de kritiek.
Tome & Janry
Maar met Tome en Janry wordt alles anders. Hunkeren naar de stijl van Franquin, zoals de vorige tekenaars deden, is er niet meer bij. Tome en Janry maken met enkele kortverhalen duidelijk dat ze een stijlbreuk willen. Dupuis aarzelt. Hij is in zijn nopjes over hun plannen en uitwerking, maar op dat moment zijn de namen Broca, Fournier noch Cauvin nog niet helemaal uit beeld en is Chaland nog steeds in de running. In 1981 wordt toch gekozen voor het jonge duo - dan 24 jaar. Hun aanpak werkt. Ze blijven volledig trouw aan hun eigen stijl, het publiek erkent hun inzet en koopt opnieuw gretig de avonturen van Robbedoes, Kwabbernoot en Spip. De oplage gaat met twintig procent de hoogte in. Daar hebben de scenario's ook mee te maken. Plots wordt rassendiscriminatie een issue, de opstand in een Himalaya-staat, de georganiseerde misdaad in Moskou of de New Yorkse maffia. Met elk album wordt de reeks dynamischer en realistischer, er wordt geëxperimenteerd met camerastandpunten en de strip wordt filmischer. De titelheld en zijn kompaan vervallen in identiteitscrisissen, proberen andere haartooien en zelfs andere uniformen uit. In 'Luna Fatale' uit 1996 heeft Robbedoes voor het eerst een innige romance.
Dupuis gloeit van trots: de hernieuwde populariteit doet zich zelfs gevoelen in de stijgende aankoop van de oude albums uit de reeks. Robbedoes is opnieuw het uithangbord van Dupuis, terwijl hij jaren eerder nog antireclame was voor het blad. De bezinningsperiode die Tome en Janry na enkele jaren inlassen, komen ze nooit meer te boven. Ze beginnen weliswaar aan een nieuw Robbedoesverhaal, ditmaal gesitueerd in Cuba, maar het scenario komt nooit van de grond. Beiden hebben ondertussen nog meer succes met kleine Robbe, over de jeugdjaren van Robbedoes, en besluiten zich over die nevenreeks te buigen.
Morvan en Munuera
Het nieuwe duo Morvan en Munuera gaat verder op de ingeslagen weg: durven experimenteren. Ze sturen de oerklassieke Belgische reeks naar een mangastijl. Het inspireert nadien uitgeverij Dupuis om albums om buiten de officiële reeks te laten maken, telkens door een ander tekenaar of auteursduo. Dat levert interessante albums op van onder meer Yoann en Vehlman, Frank Le Gall, Tarrin en Yann, maar vooral van Emile Bravo, die Robbedoes terugbrengt naar de periode waarin hij werd geboren: net voor het uitbreken van Wereldoorlog II. In 'Het dagboek van een fantast' wordt verteld hoe Robbedoes het uitbreken van die oorlog tracht te verijdelen.
Twee jaar later verschijnt een album waarin Robbedoes een veldgroen pak draagt (door Schwartz en Yann). De Franse auteur Trondheim mag in die nevenreeks zijn aparte ding doen in 'Paniek op de Atlantische oceaan'. Ondertussen is de officiële reeks in handen van tekenaar Yoann en scenarist Fabien Vehlman. Critici zijn verdeeld over hun aanpak. Maar al die fysieke transformaties en verhaalwendingen hebben de reeks geen windeieren gelegd. Robbedoes is terug in. En dat voor een hoogbejaarde man van 75. Chapeau!
[ '75 jaar Robbedoes' is nog tot 6 oktober te zien in het Stripmuseum, Zandstraat 20 in Brussel
Bron : Geert De Weyer; cobra.be
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.