club over de betere volwassen strip

Striptekening.jpg

Deze club wil het vooroordeel wegwerken dat bestaat over strips en beeldromans. Een beeldroman of graphic novel is niets meer en niets minder dan een strip. U kent het wel, zo'n boekje met plaatjes en tekstballonnen. De term werd bedacht door de Amerikaanse stripmaker Will Eisner, die vond dat zijn boek "A Contract With God" (1978) meer weg had van een literaire roman dan van de Spider-Mans en Donald Ducks die de stripcultuur in zijn land domineerden. 

DAS_logo

Vandaar 'graphic novel', in het Nederlands te vertalen als beeldroman. Enigszins vreemd is het natuurlijk wel dat, wanneer we het hebben over strips met artistieke of literaire ambities, er meteen een andere, nogal pretentieuze, benaming nodig is. Natuurlijk is er een wereld van verschil tussen Art Spiegelmans Holocaustdrama "Maus" en Suske en Wiske, net zoals er een wereld van verschil is tussen "Citizen Kane" en "Rambo 3", maar dat verandert niets aan het feit dat ze tot hetzelfde medium behoren en dus eigenlijk geen aparte benaming zouden moeten hebben. We noemen Citizen Kane immers ook niet 'fotografisch drama' of iets dergelijks. Dit heeft alles te maken met de culturele status van de strip, die beduidend lager is dan die van de film. Hoe die culturele status zo laag komt is een vraag waaraan je flink wat academische proefschriften zou kunnen wijden maar het feit is dat vrijwel iedereen bij strips aan bobbie.gifkleurrijk infantiel vermaak denkt, en dat 'strips voor volwassenen' vooral associaties oproept met het soort lectuur dat men doorgaans in een discrete papieren zak meeneemt. Dat is trouwens niet verwonderlijk: de strip is nu eenmaal de laatbloeier onder de kunsten en het wordt daarom nooit helemaal serieus genomen. Dat is jammer, want de strip heeft veel te bieden: de strip is uniek in de manier waarop het zich van zowel woorden als beelden bedient die je, in tegenstelling tot een film, op je eigen tempo tot je neemt. Het feit dat je tegelijkertijd leest en beelden bekijkt maakt het lezen van een strip tot een unieke leeservaring, waarbij het woord en het beeld elkaar kunnen versterken, tegenspreken of op welke manier dan ook met elkaar spelen.

Bron: Remco Wetzels in Recensieweb

Breng ook een bezoekje aan mijn andere clubs: - Italia - Venus - Musica Antiqua - Kathedralenbouwers - Naakten in de Kunst - Kastelen & Vestingsteden - Het vergeten Rijk van de Inca's - Van Prehistorie tot Middeleeuwen

Stripwelkom.gif

Aaron kijkt uit het raam; hij studeert voor zijn herexamens onder het wakende oog van zijn ouders, met tegenzin gekluisterd aan zijn studieboeken. Een zomer lang volgen we hem, in stilte worstelend, met die ene gedachte die niet mag zijn. Aaron is een gelaagd coming-of-ageverhaal en het bewijs dat Ben Gijsemans een stille kracht is in de Vlaamse stripwereld.

Aaron is zwijgzaam, rustig, saai bijna. In zijn kamer tussen zijn posters van The Doors en honderden actiehelden uit strips lijkt hij een doodnormale jongen. Maar hij wordt op de proef gesteld wanneer hij in contact komt met een jongetje uit de buurt. Aaron koopt – verborgen achter een bijna kinderlijke façade – een voetbal om met het kind te spelen, maar hij geeft niet toe aan zijn verboden verlangens. Hij doet zijn uiterste best om zijn dagelijkse bestaan aan te houden.


Zoals een vertraagde animatie wordt iedere beweging opgenomen in een beeld. Gijsemans geeft het leven van Aaron met aandacht voor details weer, elk vakje is minutieus uitgetekend, elke seconde wordt uitgewerkt. Frame na frame sta je stil bij Aarons worsteling. Het resultaat is een slow comic.

De lezer mag even opnieuw ademen, want Aaron dempt zijn verlangens met strips. Gijsemans breekt de spanning in het verhaal met fictie uit klassieke Amerikaanse strips. Hij laat Aaron vluchten naar een simpele wereld waar geen morele ambiguïteit bestaat. We zien actiehelden in kleur – een contrast met de grijstinten in de rest van het boek. Jonge vrouwen worden gered, monsters met een zwaai in mootjes gehakt en slechteriken met een ZING, een ZANG en een PAW geveld. Kon het leven voor Aaron ook maar zo eenvoudig zijn.

Aaron geeft uiteindelijk toe aan zijn nieuwsgierigheid en stapt over zijn grenzen wanneer hij in contact komt met een mede-stripliefhebber. Het luidt het einde van de zomer en van zijn onschuld in.

Deze graphic novel getuigt, net als Gijsemans’ debuut Hubert, van veel doorzettingsvermogen. Zes jaar lang werkte hij aan Aaron. De twee boeken zijn via een cameo van Hubert verbonden en er is een duidelijke inhoudelijke cross-over. In beide strips geeft Gijsemans het woord aan een personage in de marge: twee eenzame mannen in doodgewone wereld. Aaron is dan ook het tweede luik van een trilogie, waarin Gijsemans personages onderzoekt die een toevlucht zoeken om verder te kunnen.

Het thema pedofilie zet Gijsemans in als een zwaard van Damocles boven het hoofd van Aaron. Zo wordt Aaron een relaas over opgroeien en niet mogen toegeven aan je diepste verlangens. Complex in zijn eenvoud, traag maar spannend, stil maar luid.
 
BERT GIJSEMANS
Aaron
Oogachtend, 208 blz., 32 €

 
Bron: Shamisa Debroey, De Standaard.

Een beroemde muzikant vertrekt na de split van zijn band uit de stad en keert terug naar het dorp waar hij opgroeide en dat hij dacht voor eeuwig achter zich te hebben gelaten. Lang blijven zal hij dus niet doen, dénkt hij. Dat is min of meer het uitgangspunt van Ik kom van ver, maar blijf niet lang – die titel, prachtig! – maar het verhaal navertellen heeft niet zo veel zin, want net als in Wolven (2016), de eerste samenwerking van Ward Zwart en Enzo Smits, draait alles hier om sfeer.

Ik kom van ver, maar blijf niet lang is de laatste samenwerking van visueel kunstenaar Ward Zwart en filmmaker en scenarist Enzo Smits. Zwart overleed eind oktober. Hij werd 35.

Ian Curtis
‘1997. Last days of summer, baby.’ Zo opent het boek, en het vat gelijk het gevoel van het eerste hoofdstuk, want we volgen niet alleen muzikant Gus Jenssen, maar ook enkele jonge skaters, die in de laatste dagen van hun zomervakantie eindeloos rondhangen aan de skateramp en muziek maken. Naadloos lopen de verhaallijnen in elkaar over. We zien Cas op zijn skateboard door de brede straten glijden, walkman op de oren. Tijdens de repetitie van zijn band Misled Youth gaat hij zo in de muziek op dat hij zich Ian Curtis waant, een droomsequentie die doet denken aan Wolven, waarin een skater na een val op zijn hoofd hallucinaties heeft waarin James Dean plots opduikt.

Er zijn wel meer overeenkomsten tussen Wolven en Ik kom van ver, maar blijf niet lang. Ze baden in dezelfde sfeer: skaters, punkers, misfits, lone wolfs in T-shirts van Airwalk en Dickies. Zeer treffend zetten Zwart en Smits een wereld neer die ik niet uit eerste hand ken, maar waar ik me dankzij films als Gummo of de foto’s van ex-pro skater Ed Templeton iets bij kan voorstellen. Knap hoe Zwart en Smits zo sterk hun eigen universum weten neer te zetten, maar deze keer doen ze méér dan dat: in Ik kom van ver, maar blijf niet lang is het scenario ambitieuzer en complexer en dat doet het boek, dat ook een pak dikker is dan het vorige, deugd. Wolven speelde tijdens de zomer, wanneer de dagen langzaam in elkaar overvloeien, en bestond uit drie korte verhalen met een open einde, en ook Ik kom van ver, maar blijf niet lang is niet bepaald plot driven, maar het vertoont wel meer samenhang.

Deze keer blijven ze niet steken in de eeuwige zomer met de bijbehorende associaties à la Stand by me, maar loopt het verhaal verder oktober in, en daarna ook de winter. Dat resulteert in prachtige wintertaferelen met sneeuw, waarin Zwart zichzelf overtreft. En het geeft het verhaal meer diepte: terwijl de tieners ervan dromen hun dorp te verlaten, keert Gus ernaar terug, eerst nog in het idee dat hij niet lang zal blijven. Maar uiteindelijk moet hij toegeven dat hij er thuiskomt.

X-files
Opnieuw zijn er memorabele personages, zoals danger Dave, ofte Smakkie, die vermist is, waarna er theorieën over ufo’s de ronde doen. Buitenaards leven is een thema dat Enzo Smits lijkt te fascineren, en dat hoeft niet de verbazen. Smits en Zwart keren steeds terug naar die specifieke zoekende periode van geen kind meer, maar ook nog niet volwassen, en voor iedereen bij wie die coming of age in de jaren negentig plaatsvond, speelde The X-files daarin een rol, want the truth is out there. De bevreemdende sfeer past perfect bij het gevoel dat de tieners hebben: in dit kleine dorp, half Antwerpse Kempen, half Amerikaanse suburbs, horen ze niet thuis. Ze zijn voorbestemd voor grotere dingen, ze willen meer.

Het werk van Ward Zwart was altijd al melancholisch en duister, en dat is nu niet anders. Al zitten er ook visuele knipoogjes in, zoals de treinrit waarop een van de passagiers een gigantische haas in zijn armen houdt – in interviews vertelde Zwart vaak hoe graag hij dieren, en meer bepaald hazen en dassen tekent. Op andere prenten zien we dan weer het plezier van het samen zijn, en de energie die vrij komt op een dansvloer of tijdens een concert.

De opvolger van Wolven is een prachtige graphic novel die op velerlei wijzen de vorige overtreft. Hoe jammer dat dit het laatste boek is van de tandem Zwart-Smits.

WARD ZWART & ENZO SMITS
Ik kom van ver, maar blijf niet lang
Bries, 352 blz., 35 €

Een zus - Bastien VIVES
Casterman; 212 pagina's; € 24,95

Zo'n acht jaar geleden verscheen "De smaak van chloor" van de toen nog piepjonge Bastien Vivès, een mooi verhaal dat zich bijna volledig afspeelt in een zwembad. In die periode maakte Vivès in rap tempo het ene na het andere prachtige boek, steeds wisselend van stijl en experimenterend met kleur en vorm. Wat niet veranderde was zijn thematiek. Al de verhalen gaan over jonge mensen die de uitdagingen van het leven aan moeten gaan. Na jarenlang andere dingen te hebben gemaakt pakt hij in "Een zus" dat thema weer op.
   
De hoofdpersoon in Een zus is Anthony, een jongen van dertien die jaarlijks met zijn ouders en jongere broer Tim in de zomervakantie twee maanden aan de kust van Bretagne op vakantie gaat. Hij brengt zijn tijd door met tekenen en rondzwerven aan het strand met Tim, op zoek naar schelpen en krabben. Tim is nog echt een kind, maar Anthony begint te veranderen en gaat die zomer een nieuwe levensfase in wanneer Hélène verschijnt. Zij is de dochter van een vriendin van zijn ouders. Hélènes moeder heeft net een miskraam gehad en Anthony's ouders nodigen moeder en dochter uit om bij hun tot rust te komen.
   
Een zus is een knap geconstrueerd verhaal over de stappen die een jongen zet op weg naar volwassenheid. Zijn jongere broer staat symbool voor de kindertijd die hij bezig is achter zich te laten en van wat de volwassenen doen krijg je nauwelijks iets te zien, waarmee duidelijk gemaakt wordt dat Anthony daar ook nog niet bij hoort. Anthony en Hélène  leven in een soort niemandsland tussen kind zijn en volwassenheid, waarin ze alleen elkaar hebben.
    
Hélène is een paar jaar ouder dan Anthony en ze is eerst als een soort beschermende oudere zus voor hem, maar die rol verandert. Hélène daagt hem die zomer op allerlei manieren uit. Ze krijgt de verlegen jongen zover dat hij voor het eerst rookt, flessen wijn steelt, meedrinkt met haar en andere tieners en ze kleedt zich zonder schaamte uit waar hij bij is. En Anthony laat zich verleiden. Die zomer heeft Anthony met Hélène zijn eerste seksuele ervaringen. Het is knap van Vivès dat hij bij het vertellen van dit verhaal ook de lichamelijke details niet uit de weg gaat.
    
Een zus was bij verschijnen in Frankrijk niet onomstreden. In het verhaal is er geen sprake van verliefdheid en heftige emoties, maar van twee jonge mensen die op elkaar zijn aangewezen en samen de seksualiteit ontdekken. Maar Een zus is niet ranzig of pornografisch. Integendeel, het is een gevoelig, integer en menselijk verhaal.
   
Casterman 2017; 212 pagina's; harde kaft, zwart-wit; € 24,95
   
Bron: Hans Pols,  Leven in een niemandsland tussen kindertijd en volwassen zijn;  johpols.blogspot.be

Het afscheid van een vader mondt uit in een zee van nostalgie: La casa van Paco Roca. 
 
De Spanjaard Paco Roca brak in 2009 bijna wereldwijd door met zijn graphic novel "Rimpels". Nadien volgden enkele strips die niet in het Nederlands werden vertaald. Uitgeverij Soul Food ­Comics waagt nu de sprong met de uitgave van La casa, een intiem verhaal dat grossiert in de kleine dingen des levens.
 
Na de dood van hun vader zakken zijn kinderen – een zus en twee broers – af naar het vakantiehuisje van de familie om er enkele dagen door te brengen samen met hun gezinnen. Ze zijn in de loop der jaren uit elkaar gegroeid, maar de dood van hun vader brengt hen weer samen.
Het trio wil het huisje opkalefateren zodat ze het kunnen verkopen. Tijdens het werk halen ze herinneringen op aan hun jeugd: hoe hun vader het huisje zelf bouwde, uitbreidde en verfraaide, hoe ze zelf ook de handen uit de mouwen moesten steken en aan de vakanties die ze daar samen spendeerden.
 
Ze ergeren zich aan elkaars kleine kantjes, baden in nostalgie en zien hun vaders geest spoken in hun eigen kinderen. Gaandeweg gaan ze het huis beschouwen als een familiemonument, opgetrokken uit gezamenlijke herinneringen. Een van hen torst echter een zwaar geheim met zich mee over de dood van hun vader…
 
Met La casa neemt Paco ­Roca afscheid van zijn eigen vader. Dat maakt het boek extra intiem, zonder dat je het een autobiografie kunt noemen.
De personages zijn zo levensecht dat ze lijken te ademen op de pagina’s. Tegelijk zijn ze universeel – iedereen heeft wel een familielid dat slordig is, dat de brandjes blust die ontstaan bij discussies aan de feesttafel of te veel werkt en te weinig tijd met het gezin doorbrengt.
 
La casa is een traag boek. Je krijgt slechts pratende mensen op je bord. Maar Roca slaagt erin om dat 132 pagina’s boeiend te houden. Hij goochelt met subtiele kleurwisselingen, een traag vloeiende, experimentele lay-out en interessante camerastandpunten.
Het boek is opgemaakt in oblongformaat en Roca benut die ongewone vorm optimaal. Hij presenteert ons het verhaal als een zacht kabbelend beekje. Grote, overdreven sentimenten blijven achterwege. Roca steekt ook angeltjes in de intrige en de dialogen. Die leiden ertoe dat het kleine beekje op het einde van het boek aanzwelt en uitmondt in een oceaan van melancholie die de lezer vol raakt.
 
PACO ROCA - La casa.  
Soul Food Comics, 132 blz., 22,50 €

 
Bron: Pieter Moerenhout, De Standaard

Michel Plessix is een striptekenaar van Franse origine die niet echt veel albums uitbracht, maar toch tot de groten van het medium wordt gerekend. Dat is helemaal te danken aan zijn stripreeksen De wind in de wilgen, gebaseerd op het gelijknamige boek van Kenneth Grahame, en het vervolg, De wind in de woestijn. Plessix overleed in augustus op 57-jarige leeftijd aan een hartaanval, maar liet ons nog een prachtig boek na, Waar de mieren heen gaan.
 
Saïd, een jongetje dat in een vergeten woestijndorp woont, loopt elke dag langs een kolonie mieren die in slagorde dwars door zijn woonplaats trekken. Hij vraagt zich af wat hun bestemming is, maar volgt hen nooit verder dan de dorpsfontein. Zijn moeder verbiedt hem immers om die imaginaire grens over te steken. Op een dag wordt hij opgepikt door een norse oude man, zijn tot dan toe onbekende grootvader. Die wil dringend op bedevaart en heeft iemand nodig om zijn kudde geiten te bewaken. Zonder boe of ba neemt hij Saïd mee naar een oase in het niemandsland van de woestijn en vertrouwt hem de belangrijke, maar oersaaie taak van het geiten hoeden toe.
 
Saïd verveelt zich stierlijk, ondanks de wekelijkse bezoekjes van zijn slungelachtige oudere neef, die hem met brood en honing komt bevoorraden. Aan de sleur van het geiten hoeden komt een einde wanneer de jongen ontdekt dat de kolonie mieren ook de oase aandoet. Bovendien blijkt dat Zaika, de oudste (en meest onwelriekende) geit kan praten.
 
Het bezoek van een rondreizende freakshoweigenaar die de geit wil inlijven voor zijn spektakel, geeft Saïds leven een bijzondere wending. Hij geeft toe aan zijn nieuwsgierigheid, verzaakt zijn plicht en gaat samen met Abir, het dochtertje van de freakshoweigenaar op stap om te ontdekken waar de mieren heen gaan.
 
Er ontvouwt zich een sprookje voor alle leeftijden. Het scenario van Frank Le Gall barst van de poëtische bespiegelingen en onwankelbare kinderlogica. Saïd en Abir bekijken de wereld met het soort kinderlijke onschuld die vaak tot simpele wijsheden leidt.
 
Naast de sprekende geit verhaalt Waar de mieren heen gaan ook over piraten en reuzen, de verliefdheid tussen een kreeft en een zeester en een man die zo wijs is dat hij door het gewicht van zijn brein op zijn hoofd moet lopen. Gekoppeld aan de naïeve blik op de wereld transformeert het boek tot een fabel met een dichterlijke en filosofische onderstroom. De kleine prins van Antoine de Saint-Exupéry en Alice in Wonderland van Lewis Carroll zijn nooit ver weg.
 
Hoewel die levenslessen voor de hand liggen, slagen de makers van het boek erin om de lezer te ontroeren. De tekeningen van Plessix dragen daar in grote mate toe bij. De personages, de omgeving: alles heeft ronde, vriendelijke vormen. De locaties ademen dromen en openheid. De personages nodigen uit om hen in je hart te sluiten.
 
Het gebeurt niet vaak dat auteurs het aandurven om ongegeneerd de kaart van het sentiment te trekken. Vooral omdat het een moeilijke evenwichtsoefening is. De ontwapenend simpele tekenstijl en de heerlijk onbedorven argeloosheid die Plessix en Le Gall ons cadeau doen breken gezwind door het harnas van de grootste cynicus.
 
FRANK LE GALL EN MICHEL PLESSIX 
Waar de mieren heen gaan.  
Casterman, 72 blz., 17 € 

 
Bron: Peter Moerenhout, De Standaard

Glitter en glamour met een dikke veeg roze: Zeep van Maarten Vande Wiele is over the top.
 
Femmes fatales, liefdesverhalen in overdrive en vet aangezette splendeur: het werk van Maarten Vande Wiele heeft altijd een hoog campgehalte gehad. In zijn boeken zit een kitschfactor, van de genadeloze modewereld in Paris tot de Abba-coverband in ABBA zoekt Frida. Met zijn nieuwe boek Zeep gaat Vande Wiele volledig overstag en kiest hij honderd procent voor dramatische glitter en glamour.
 
Barbara, een naïeve en volslanke secretaresse, wordt aangenomen door Kenneth, een stinkend rijke zeepproducent. Ze doet hem enkele goede ideeën voor nieuwe producten aan de hand en op slag wordt de man verliefd op haar. Twee weken later zijn ze verloofd. Het minste wat we kunnen zeggen over Zeep, is dat het verhaal vooruitgaat.
 
Barbara loopt op wolkjes, maar zoals het in een goede soap gaat, tekenen zich meteen ook donderwolkjes af. De moeder van Kenneth blijkt een bitcherige alcoholiste en zijn jarenlang doodgewaande ex duikt uit het niets op. Het arme kind lijkt aan geheugenverlies te lijden en Kenneth beslist haar in huis te halen. Wat volgt is een spinnenweb van sappige intriges en achterbakse steekspelletjes.
 
Vande Wiele heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij fan is van soaps als Dynasty en in Zeep trekt hij zonder scrupules de kaart van die invloed. Zeep barst van de diva’s, het drama is over the top en de verhaalwendingen zijn geflipt. Het boek is zo glibberig als een soap van de jaren 80. Zo jongleert Vande Wiele met een grote cast waarin ongeveer iedereen rijk en vals is. Alle personages lijken er een geheime agenda op na te houden. Enkel Barbara is eerlijk en rechtdoorzee. Goed gezien van Vande Wiele, want dat maakt het voor de lezer makkelijker om, samen met Barbara, door de intriges te waden.
 
Toch zijn er ook grote verschillen tussen Zeep en de soaps van weleer. Zo steekt Vande Wiele hier en daar zwarte humor in zijn verhaal. Er zit ook meer diepgang in Zeep dan wat we van The bold and the beautiful gewend zijn. De karakters zijn net iets te goed ontwikkeld, de verhalen net iets te intelligent en de dialogen net iets te doordacht om van plastiek te spreken.
 
De tekenstijl van Zeep gaat er wel totaal over. Vande Wiele gebruikt zwierige, cartooneske lijnen en esthetisch verantwoorde zwart-witcontrasten om de lezer in het verhaal te trekken. Net genoeg spielerei om het interessant te houden maar nooit zoveel dat de strip moeilijk te volgen wordt. De kers op de taart is de roze steunkleur die het hele boek richting Barbie sparkle stuurt.
 
Zeep is als Candy Darling, de door Warhol grootgemaakte travestiet die op 29-jarige leeftijd overleed: op het eerste gezicht oppervlakkige kitsch, maar als je beter kijkt doorspekt met donkere en scherpzinnige onderstromen.
 
MAARTEN VANDE WIELE  - Zeep.  
Oogachtend, 165 blz., 15 €. 

 
Peter Moerenhout, De Standaard. 

Tussen 1658 en 1663 schreef John Milton (1608 - 1674) Paradise lost, een gedicht dat in 1667 gepubliceerd werd in maar liefst tien boeken. Het is de bijbelse geschiedenis van de engelen die in opstand komen tegen God en van de mens die uit het paradijs verdreven wordt nadat hij gegeten heeft van de verboden vrucht. In Nederland had Joost van den Vondel dezelfde stof al gebruikt voor een van zijn beste toneelstukken, Lucifer (1654). In 1664 schreef Vondel Adam in ballingschap.

 Een vroege Nederlandse vertaling van Milton trof ik hier aan, van de hand van J. van Zanten, 1728. In 1875 bracht de bekende dichter J.J.L. ten Kate Miltons werk in het Nederlands uit. Het is hier te downloaden.

Voor wie zich niet door duizenden regels in ouder Nederlands heen wil worstelen, is er nu een alternatief: de beeldroman die de Spaanse tekenaar Pablo Auladell maakte naar aanleiding van Paradise lost.

In 2010 begon hij ermee. Hij voltooide Satan, dat nu als eerste hoofdstuk (de eerste zang) te vinden is in Het paradijs verloren. Daarna lag het werk twee jaar stil. Toen pakte Auladell het weer op en tekende in drie jaar tijd de laatste drie hoofdstukken.

Het verhaal begint klassiek: met het aanroepen van de muze. We hebben dan al enkele bladzijden met afbeeldingen achter de rug: een engel, van wie we later te weten komen dat het Satan is, maakt zich los uit de omhelzing van een vrouw. Snel daarna tuimelt hij de onderwereld in en terwijl we luisteren naar hoe de dichter zijn muze aanroept, kijken we naar de mistroostige afbeeldingen van de hel: het is er kaal en donker.

De verteller is een mens die zich afvraagt: 'Waarom hebben onze voorouders zich van hun schepper afgewend? Wie heeft ze verleid tot die schandelijke ongehoorzaamheid tot het overtreden van zijn enige verbod?' Het antwoord is natuurlijk: Satan.

Auladell moet natuurlijk sober zijn met tekst. Hij heeft daarom veel over moeten slaan. Milton legde in het eerste boek ook nog uit wat zijn doel was: dat 'des Allerhoogsten weg, / Gehouden met den mens, gebillykt word.' (Vertaling Van Zanten). Dat God de mens uit het paradijs verdreven heeft (want daar loopt het natuurlijk op uit), is volgens Milton dus niet onrechtvaardig of onredelijk.

Bij Auladell wordt Satan wel de duivelse slang genoemd, maar als lezer (kijker) leef ik wel met hem mee. Hij mobiliseert de andere gevallen engelen en gaat zelf op pad om wraak te nemen: hij zal de mens ten val brengen. Misschien dat die sympathie gemakkelijk opgeroepen wordt doordat je meeleeft met iemand die naar iets hogers streeft.

Bij Vondel is de mens de aanleiding tot de val: die wekt de jaloezie van sommige engelen op. De mens is in een prachtig paradijs geplaatst en bovenal: de mens is met zijn tweeën en kan zich dus voortplanten. Milton plaatst de val van de engelen voor de schepping van de aarde. De verleiding van de mens moet God treffen. Dat houdt Beëlzebub de andere gevallen engelen voor.
We zullen genieten van zijn ontzetting wanneer hij ziet dat zijn geliefde kinderen zich in de hel storten om samen met ons te lijden.
Satan zal zelf de taak op zich nemen de mensen over te halen. Hij zoekt de poorten van de hel op, om bij de aarde te komen. Daar ontmoet hij de dood, die hij zelf verwekt blijkt te hebben.

Ondertussen heeft men er in de hemel lucht van gekregen dat er wat broeit in de onderwereld. Satan heeft Eva al een keer gestoord in haar slaap, wat haar onrustig heeft gemaakt. God stuurt Rafaël naar de mensen om hen te waarschuwen. Uitgebreid vertelt die aan de mensen wat er gebeurd is met de engelen die ongehoorzaam waren en hoe de strijd van de hemelse legers verliep. Ook hierin verschilt Milton van Vondel. Bij Vondel spelen de mensen op de achtergrond mee, maar ze worden geen personages. Pas in Adam in ballingschap bekijken we ze van dichterbij. Bij Milton leven we met de mensen mee. Dan kantelt ook onze sympathie.

In het begin  van het boek leven we mee met Satan, de verworpene die een hoge gooi gaat doen. Maar zo gauw we als lezer meekijken in het paradijs, hopen we toch dat Eva bestand zal zijn tegen de verleidingen van Satan. Of ligt dat niet aan het verhaal van Milton, maar aan mijn opvoeding met de (kinder)bijbel? Ik wil het niet uitsluiten. Ook met Adam kunnen we ons gemakkelijk vereenzelvigen: hij eet, omdat hij bij Eva wil blijven.

Mineke Schipper schreef boeken over de schepping van de mens en over Adam en Eva.  Ze vergelijkt de verschillende paradijsverhalen van het jodendom, het christendom en de islam. In de Bijbel lezen we dat Eva van de verboden vrucht at en daarna haar man ervan te eten gaf, waarmee ze hun ondergang bewerkstelligde. Maar wat voor vrucht was dat?

Auladell laat Eva een appel eten, waarmee hij aansluit bij een traditie. In de Bijbel is niets te lezen over de aard van de vrucht. Buiten de Bijbel zijn er verhalen waarin de boom een vijg is. Als Adam en Eva gezondigd hebben, merken ze dat ze naakt zijn en willen ze zich bedekken. Er is een verhaal waarin de bomen weigeren hun bladeren daartoe af te staan. Alleen de vijg, waarvan de mensen gegeten hebben, stelt zijn blad ter beschikking.

Mogelijk heeft het vijgenblad niet te maken met de boom der kennis, maar is het het blad dat 'de vijg' moet bedekken. In het Italiaans is 'figa' nog steeds een vulgaire benaming voor het vrouwelijk geslachtsdeel (en daarmee soms voor de vrouw).

Als de mens ongehoorzaam is geworden aan God, gaat het snel: Satan verandert in een duivel en de mens moet het paradijs uit. Wel is er nog de belofte van een hernieuwd verbond met God.

Het verhaal van de zondeval blijft intrigerend, in welke variant je het ook leest en Auladell heeft er prachtige tekeningen bij gemaakt. De gevallen engelen zijn sober getekend. Zo hebben ze bijvoorbeeld geen haar. Ze zijn herkenbaar aan hun attributen: Satan heeft een hoed met een bloemenkrans op en Beëlzebub draagt een stierenkop.

Ook het kleurgebruik is zeer ingehouden. Zwartwit is de basis en daarbij wordt een steunkleur gebruikt. Soms is die zacht sepia, soms kopergroen, bij de scènes die verwijzen naar de hemel is er een kleur die neigt naar turquoise. Als God spreekt, hebben ook de tekstballonnen  de 'hemelkleur'. In sommige scènes worden twee steunkleuren gebruikt.

Auladell schrijft dat hij zich in de loop der jaren als tekenaar heeft ontwikkeld, maar dat hij toch het vroege deel van het boek heeft gehandhaafd:
Ik dacht dat het misschien wel mooi was om mijn ontwikkeling en alle littekens onopgesmukt te laten zien: het aarzelende begin, de beste pagina's, de pentimenti en de missers.Een boek als getuigenis van de vooruitgang en de mislukkingen van de afgelopen jaren.
Met die missers valt het wel mee, lijkt me. Wel zie je dat Auladell het voor elkaar krijgt om in de loop van het boek meer expressie mee te geven met de gezichten, terwijl ze toch ingetogen blijven. In de vormgeving van de mensfiguren (hun houdingen, de stand van het hoofd) sluit hij aan bij schilderijen uit de late Middeleeuwen en tegelijkertijd is zij vintage Auladell.

De sobere tekeningen ondersteunen het krachtige verhaal en staan het zeker niet in de weg. Toch is het niet alleen het verhaal dat ons bijblijft. Nooit meer zullen we het paradijsverhaal kunnen lezen zonder daarbij voor onze ogen de tekeningen van Auladell te zien.

Auteur: Pablo Auladell
Titel: Het paradijs verloren van John Milton
Uitgeverij: Sherpa
Vertaling: Hendrik Hutter
gebonden, leeslint, 316 blz. € 39,95

 Bron: Teunis Bunt, Bunt Blogt (http://teunisbunt.blogspot.be)

Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: